Korenbouten - Liellilidae

De korenbouten (Libellulidae) vormen een grote en uiteenlopende familie van echte libellen. Het zijn over het algemeen robuuste of compact gebouwde libellen. De kleinste echte libel, de zwarte heidelibel (29 mm), is een van de soorten uit de familie.

Korenbouten hebben opvallende kleuren en tekening, zodat het vaststellen van het geslacht meestal niet moeilijk is. Ze hebben een spanwijdte tussen 4 en 7,5 cm. Ze hebben een breed, plat achterlijf, dat ze bijzonder wendbaar maakt. Korenbouten zijn forse libellen met in ieder geval op de basis van de achtervleugels, maar vaak ook de op voorvleugels een duidelijk zichtbare donkere vlek. Witsnuitlibellen hebben ook donkere basisvlekken, maar zijn tengerder, met een wit voorhoofd, zwart met gele of rode vlekken en soms wat blauwe berijping.

Korenbouten maken vaak gebruik van zitposten op de grond of bovenin plantenstengels. Ze maken geen lange vluchten zoals glazenmakers en glanslibellen. Jagen en het verdedigen van een plekje aan de waterkant gebeurt ook vanaf een zitpost. Sommige korenbouten rusten in min of meer verticale positie (bijvoorbeeld de viervlek), terwijl andere soorten horizontaal zitten, soms zelfs met het achterlijf naar boven en de vleugels naar voren gehouden (bijvoorbeeld heidelibellen). Vrouwtjes kunnen stil boven het water blijven hangen, terwijl ze hun eitjes afzetten door hun achterlijf telkens weer in het water te dompelen. Het mannetje is daarbij meestal aanwezig: ofwel in tandempositie, ofwel dicht boven het vrouwtje vliegend. De larven leven in modder en molm op de bodem. Sommige soorten vertonen een sterke neiging tot zwerven.

De korenbouten kennen 35 soorten in Europa, waarvan 21 in Nederland en België en zijn daarmee de soortenrijkste familie. De meeste korenbouten leven bij stilstaande of langzaam stromende wateren die in de zon liggen, met een gevarieerde oevervegetatie.

Vuurlibel - Crocothemis erythraea

De vuurlibel (Crocothemis erythraea) is een felroodgekleurde middelgrote libel (36-45 mm), die veel in Zuid-Europa wordt gezien. De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Gaspard Auguste Brullé in 1832. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Libellula erythraea gebruikt.[2] In Nederland is de soort vrij algemeen.  

De vuurlibel is een vrij breed gebouwde libel, die iets groter is en forser oogt dan de bruinrode heidelibel. Het rood van de mannetjes is ook intenser dan dat van de heidelibellen uit het geslacht Sympetrum. Het achterlijf is wat afgeplat.

De soort heeft een oranje vlek in de basis van de achtervleugels. De pterostigma’s op de voor- en achtervleugel zijn groot en geel met zwarte randaders. Jonge mannetjes en vrouwtjes zijn na het uitsluipen bruingeel, met lichte schouderstrepen, een lichte streep over het midden van de borststukrug en meestal een dunne zwarte lijn over het midden van het achterlijf. Uitgekleurde mannetjes zijn grotendeels dieprood gekleurd. Gezicht, borststuk, poten, achterlijf en voorste vleugeladers: alles is rood. De ogen zijn donkerrood met blauwe onderzijde. Oude vrouwtjes worden flets bruin.
De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 36 en 45 millimeter; de larve is 17-19 mm lang.De vliegtijd van de vuurlibel in Nederland is van begin mei tot begin oktober, met een piek van half juni tot begin augustus. In het Middellandse Zeegebied wordt hij van november tot februari bijna niet waargenomen. In de Sahara zijn er het hele jaar door vliegende exemplaren te vinden.  

De vliegtijd van de vuurlibel in Nederland is van begin mei tot begin oktober, met een piek van half juni tot begin augustus. In het Middellandse Zeegebied wordt hij van november tot februari bijna niet waargenomen. In de Sahara zijn er het hele jaar door vliegende exemplaren te vinden.

Platbuik - Libellula depressa

De platbuik (Libellula depressa) is een insect dat behoort tot de orde libellen (Odonata) en de familie van de korenbouten (Libellulidae).

De platbuik is een pionierssoort en meestal te vinden bij kleine wateren met weinig vegetatie. De volwassen mannetjes van de platbuik zijn blauw van kleur terwijl de vrouwtjes een bruingele kleur hebben.

De voorstadia worden nimfen genoemd en zijn gedrongen en vleugelloos. Zowel de volwassen libel als de nimfen zijn jagers die leven van andere diertjes zoals kleinere vliegende insecten. De libel leeft meestal twee jaar als nimf in het water op de bodem en overwintert hier ook. De volwassen platbuik kan enkele maanden oud worden.  

De platbuik komt voor in Europa tot in delen van het Midden-Oosten. De libel ontbreekt in het noorden van Afrika en komt binnen Europa voor van het Middellandse zeegebied tot in zuidelijk Scandinavië. In Groot-Brittannië komt de platbuik alleen in het zuiden van Engeland algemeen voor. In Frankrijk en Duitsland is de libel algemeen, behalve in hoger gelegen gebieden. De platbuik komt in grote delen van België en Nederland algemeen voor, in sommige streken zoals het westen van Vlaanderen is de libel zeldzaam.

Jongere exemplaren zoeken zodra ze het water hebben verlaten bosranden en houtwallen op waar ze op vliegende prooien jagen. De platbuik is soms in grote aantallen te vinden. Zodra de libel geslachtsrijp is wordt een geschikte plek gezocht om zich voort te planten. Aangezien de nimfen in het water leven zoeken de mannetjes en vrouwtjes de waterkant op. De platbuik is een zogenaamde pionierssoort die schrale, ondiepe wateren aandoet als het gaat om het afzetten van de eieren.

De platbuik is vaak een van de eerste soorten bij nieuw aangelegde poelen en plasjes als grindafgravingen en vijvers. De libel zet de eieren bij voorkeur af in wateren waar nog weinig tot geen plantengroei is. Een deel van dergelijke wateren ontwikkelt gedurende enkele jaren een weelderige plantengroei. Omdat de nimf van de libel twee jaar onder water leeft, wordt een libel die uit de larvenhuid kruipt vaak geconfronteerd met een water dat ongeschikt wordt bevonden voor de afzet van de eieren. Veel platbuiken gaan zodra ze het volwassen stadium hebben bereikt dan ook op zoek naar andere wateren om hun eieren af te zetten.

De vliegtijd van de platbuik loopt van eind april tot begin september, met een piek in de tweede helft van mei en de eerste helft van juni

Gewone Oeverlibel - Orthetrum cancellatum

De gewone oeverlibel (Orthetrum cancellatum) is een echte libel uit de familie van de korenbouten (Libellulidae). Het is de grootste en meest algemene oeverlibelin Nederland.  De gewone oeverlibel heeft een pijlvormig achterlijf: het begint breed, eindigt in een punt en heeft rechte zijkanten. Het gezicht is geel tot bruin. De pterostigmatazijn zwart. Uitgekleurde mannetjes hebben een blauwberijpt achterlijf met een duidelijke zwarte punt. Aan de buitenranden van de segmenten staan gele streepjes, die bij oude mannetjes verdwijnen onder nog meer blauwe berijping. Het borststuk is bruin, zonder blauwe berijping. Jonge mannetjes die nog geen berijping op het achterlijf hebben, zien eruit als vrouwtjes: de grondkleur van het lichaam (zowel achterlijf als borststuk en gezicht) is geel. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengtestrepen.
De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 44 en 50 millimeter en de spanwijdte is 70 tot 80 mm; de larve is 19-29 mm lang.  

De vliegtijd van de gewone oeverlibel is van begin mei tot eind september, met de hoogste aantallen in juni, juli en de eerste helft van augustus.

Zwervende Heidelibel - Sympetrum fonscolombii

De zwervende heidelibel (Sympetrum fonscolombii) is een echte libel uit de familie van de Korenbouten (Libellulidae). Het is een zuidelijke invasiesoort die met zuidwestenwind noordelijk zwerft en die Nederland heeft veroverd.  

De zwervende heidelibel heeft zwarte poten met gele strepen. De onderkant van de ogen is kenmerkend blauwgrijs gekleurd. Meestal is er een vrij grote gele vlek in de basis van de achtervleugels. De pterostigma’s zijn geel met dikke zwarte randaders. Bij uitgekleurde mannetjes is het achterlijf in bovenaanzicht diep rood. In zijaanzicht loopt een onderbroken lijn van zwarte streepjes, maar de onderkant van het achterlijf is niet zwart. De voorste vleugeladers zijn opvallend rood. Op de zijkanten van het borststuk ontstaat een blauwige zweem. Jonge mannetjes en de vrouwtjes hebben aanvankelijk een citroengele grondkleur van het achterlijf, later donkergeel tot strokleurig. Het achterlijf heeft in zijaanzicht meestal twee vrijwel doorlopende zwarte lengtestrepen, waarvan de bovenste duidelijk onderbroken is en daardoor uit losse streepjes bestaat. Bij oude vrouwtjes raakt de onderkant van het achterlijf zilvergrijs bestoven, waardoor de onderste zwarte lengtestreep niet meer opvalt. De meer centraal geplaatste rij van streepjes blijft wel zichtbaar. De voorste vleugeladers zijn geel. De lichaamslengte van volwassen dieren is 33 tot 40 mm; de larve is 15 tot 20 mm lang.

De vliegtijd is van half mei tot eind oktober, met een piek in het voorjaar en een piek in de nazomer. De precieze timing van de pieken verschilt per jaar en is afhankelijk van de periode waarin de meeste zwervers uit Zuid-Europa in Nederland arriveren. Meestal is dit in de eerste helft van juni. De tweede (kleinere) piek volgt ongeveer drie maanden later en bestaat voor een groot deel uit nakomelingen van de zwervers. Dit is meestal in eind augustus en begin september.

Bloedrode Heidelibel - Sympetrum sanguineum

De bloedrode heidelibel (Sympetrum sanguineum) is een libel uit de familie van de korenbouten (Libelludae).

De libel is in grote delen van zijn areaal een algemene soort die te herkennen is aan de dieprode kleur, hoewel het niet de enige libel is met een dergelijke kleuring. Het is met een vleugelspanwijdte tot 6 centimeter een middelgrote soort.

De bloedrode heidelibel komt voor in grote delen van Europa, waaronder België en Nederland. Het is hier een generalist die rond verschillende wateren leeft en een van de meest voorkomende heidelibellen (geslacht Sympetrum).  De levenswijze van de bloedrode heidelibel is identiek aan die van andere libellen; de larve jaagt onder water op diertjes, de volwassen libel is eveneens een rover die zijn prooien vliegend vangt maar zich voornamelijk bezighoudt met de voortplanting. De larve is meestal nachtactief terwijl de libel alleen overdag te zien is, en dan bij zonnig weer. Libellen hebben zonlicht en -warmte nodig om snel te kunnen vliegen. Als het te heet wordt neemt de libel de karakteristieke obeliskhouding aan, waarbij de lichaamspunt naar boven wordt gericht. Hierdoor vangt het lichaam minder zonlicht waardoor oververhitting van het lichaam wordt tegengegaan. Dit gedrag is wel bij andere korenbouten bekend maar niet van alle libellen.

Bruinrode Heidelibel - Sympetrum striolatum

De bruinrode heidelibel (Sympetrum striolatum) is een echte libel uit de familie van de Korenbouten (Libellulidae). Het is een libel van 42 à 44 mm die in vrijwel heel Europa voorkomt. In Nederland is het een algemene soort van juli tot oktober. Regelmatig vinden er invasies vanuit het zuiden plaats.  

De bruinrode heidelibel heeft weinig opvallende kenmerken. De poten zijn zwart met gele strepen. De dijen van de voorste poten zijn meestal driekleurig: zwart-geel-zwart. Het zwarte streepje op het voorhoofd (tussen de ogen) stopt bij de oogranden en loopt niet of nauwelijks langs de oogranden naar beneden (de zogenaamde 'hangsnor' ontbreekt). Vaak is langs de oogranden wel een donker veegje aanwezig. Het mannetje heeft een lang en slank achterlijf, zonder knotsvormige verbreding aan het uiteinde. Uitgekleurde mannetjes krijgen een rood achterlijf, dat meestal minder diep rood is dan bij de bloedrode en steenrode heidelibel. In zijaanzicht zijn meestal wat zwarte vlekjes op het achterlijf aanwezig. De zijkant van het borststuk verkleurt van geel naar grijsbruin, maar twee vlakjes blijven opvallend geel. Jonge mannetjes en vrouwtjes hebben een geel achterlijf, dat later bij de vrouwtjes verkleurt tot bruin of roodbruin. Aan de zijkant van het achterlijf staan zwarte streepjes, die geen doorlopende streep vormen.
De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 35 en 44 millimeter; de larve is 14-18 mm lang.

De vliegtijd van de bruinrode heidelibel is in de nazomer, van eind mei tot eind november, met een piek van eind juli tot eind september. Er zijn sporadische waarnemingen bekend van bruinrode heidelibellen in het (zeer) vroege voorjaar, wat erop wijst dat de soort bij hoge uitzondering als imago kan overwinteren.