Reptielen & Amfibieën Reptiles & Amphibians
Reptielen
Reptielen zijn koudbloedige gewervelde dieren met een geschubde huid. Ze leven veelal op het land en halen adem via de longen. Reptielen produceren zelf geen lichaamswarmte, dit maakt ze afhankelijk van de grondtemperatuur en van stralingswarmte om hun lichaamstemperatuur te regelen. De eieren van reptielen hebben een harde schaal. Voorbeelden zijn schildpadden, krokodillen, squamata en brughagedissen.
Amfibieën
Amfibieën zijn ook koudbloedige dieren, maar in tegenstelling tot reptielen leven zij grotendeels in het water. Zij hebben daarom een dunne huid die veel klieren bevat. Deze klieren zijn nodig om de huid vochtig te houden. Daarnaast speelt de huid een belangrijke rol in de ademhaling. Een amfibie haalt namelijk zowel adem via de longen als via de huid. Welk orgaan hierin de grootste rol speelt is afhankelijk van het soort amfibie. Amfibieën hebben het water nodig om vochtig te blijven en leggen hier ook hun eieren in. Jonge amfibieën zijn meestal larven. Zij zullen pas na een tijd hun herkenbare vorm aannemen. Voorbeelden van amfibieën zijn kikkers, padden en salamanders.
Wit-Zwarte GrondLeguaan - Ctenosaura similis
Black Spiny-tailed Iguana
Mexico 2014
De witzwarte grondleguaan heeft een forse kop, die erg dik en lang is en spits toeloopt. De staart heeft een lichte stekeltjeskam die doorloopt tot achter de nek en is twee keer zo lang als het lichaam en sterk gebandeerd. De basiskleur is groen met donkeromrande witte tot gele banden op de rug tussen de voor- en achterpoten, voornamelijk bij jonge dieren want naarmate ze ouder worden vervagen de kleuren naar grijs en zwart. De trommelvliezen zijn meestal bruin tot oranje gekleurd en goed te zien. Deze soort lijkt sterk op de zwarte leguaan (Ctenosaura pectinata), en is ervan te onderscheiden doordat de stekeltjeskam tussen de rug en staart bij de witzwarte grondleguaan iets onderbroken is, en met name doordat ze een veel sterkere bandering hebben van donkere en lichtere strepen; C. pectinata heeft meestal alleen donkere banden, maar bij oudere dieren is het zeer moeilijk te zien. De leguaan wordt maximaal 1,2 meter lang.
StekelleguAan - Cozumel Spiny Lizard - Sceloporus cozumelae
Mexico 2014
Familie: Phrynosomatidae (Stekelleguanen)
Genus: Sceloporus
Status: inheems
Zeldzaamheid: Algemeen
Stekelleguanen (Sceloporus) zijn een geslacht van hagedissen uit de familie Phrynosomatidae. De groep werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Arend Friedrich August Wiegmann in 1828.
Er zijn 97 soorten, inclusief de pas in 2014 beschreven soort Sceloporus aurantius. Alle soorten komen voor in zuidelijk Noord-Amerika (Verenigde Staten) en Midden-Amerika, van Mexico tot Guatemala.
Cyprus 2018
Franjetenen (Acanthodactylus) zijn een geslacht van soorten hagedissen die ook wel worden genoemd. Ze behoren tot de familie echte hagedissen (Lacertidae). De groep werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Arend Friedrich August Wiegmann in 1834. De soorten worden ook wel franjeteenhagedissen genoemd.
Er zijn 42 verschillende soorten, inclusief de pas in 2013 wetenschappelijk beschreven soort Acanthodactylus khamirensis. Franjetenen zijn slanke, snelle dieren die in droge gebieden leven, zoals woestijnen en half-woestijnen. Het voedsel bestaat uit insecten en met name kevers en keverlarven. Franjetenen danken de naam aan de franjes aan de tenen; huidflapjes die als 'sneeuwschoenen' worden gebruikt om over het hete zand te rennen. Hoewel ze snel door de energie heen zijn, kunnen ze vliegensvlug over rotsen klauteren; vijanden winnen het niet op snelheid.Bekende soorten zijn de grootschubfranjeteen (A. boskianus), die tot 20 cm wordt en in Egypte en Saoedi-Arabië voorkomt. Deze dieren zijn meestal koperbruin, met afhankelijk van de leeftijd 10 of twaalf rijen kleine vlekjes of vlekkige strepen in de flank. In Europa komt (A. erythrurus) voor, de franjeteenhagedis, die in het zuidelijke deel van het Iberisch Schiereiland en grote delen van Portugal voorkomt. Deze laatste soort wordt 25 cm, en de juvenielen hebben een knalrode staart. Ze hebben een vaal rode kleur met zandkleur-achtige vlekken, ook de buik is zandkleurig. Ze leven in wat minder warme klimaten als eerder genoemde soort.
Hardoen - Laudakia stellio Cypriaca - Keeping Stellagama
CYPRUS 2018
Familie: Agamidae (Agamen)
Genus: Laudakia
Status: inheems, endemisch
Zeldzaamheid: Vrij algemeen
De hardoen (Stellagama stellio) is een hagedis uit de familie agamen (Agamidae). De hagedis is een van de weinige agamen die tot in Europa voorkomen, vrijwel alle andere soorten leven in Azië en Afrika. De soort werd in 2012 in het monotypische geslacht Stellagama Baig et al., 2012 geplaatst; in de literatuur is hij veelal als Agama stellio te vinden.
De kleur is bruingrijs tot bijna zwart, met onregelmatige lichtere vlekken op de rug en staart, vooral op de kop van de mannetjes. Op de rug bevindt zich een lichtere bandering en rijen stekelachtige knobbels, die bij oudere exemplaren vervagen. De dieren kunnen van kleur veranderen, vooral de mannetjes die een rode kleur aan de voorzijde van het lichaam krijgen als ze opgewonden raken. Mannetjes zijn te herkennen doordat ze wat forser worden en meestal een rode voorzijde van het lichaam hebben. De kop is relatief groot en de schubbenrijen op de staart zijn sterk gekield en lijken op stekels. Ze overlappen elkaar wat voor een goede bepantsering zorgt. Het lichaam is afgeplat en heeft een duidelijke hals. De maximale lengte is ongeveer 40 centimeter waarvan bijna de helft bestaat uit de lange staart. De hardoen komt voor in Griekenland, Macedonië, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Saoedi-Arabië en Turkije. De verschillende ondersoorten verschillen enigszins in verspreidingsgebied, de ondersoort Stellagama stellio cypriaca die endemisch is op Cyprus, zie onder taxonomie.
Troödoshagedis - Phoenicolacerta troodica
Cyprus 2018
Familie: Lacertidae (Echte Hagedissen)
Genus: Phoenicolacerta
Status: inheems, endemisch
Zeldzaamheid: Algemeen
De troodoshagedis (Phoenicolacerta troodica) is een hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae). Het was eerder een ondersoort van Phoenicolacerta laevis. De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Franz Werner in 1936. Oorspronkelijk werd de naam Lacerta laevis troodica gebruikt. De troodoshagedis wordt tegenwoordig als aparte soort beschouwd vanwege het geïsoleerde verspreidingsgebied.
De rug is meestal grijsbruin tot groenbruin met donkerbruine tot soms zwarte vlekjes, een donkere tot zwarte flankstreep met net daarboven kleine groenwitte vlekjes zichtbaar zijn. Onder de donkere streep zitten meestal enkele dunnere strepen die niet doorlopen tot de staart zoals de bovenste streep. De buik is witgeel tot wit en kleurt oranjerood tot rood in de paartijd.
Het is een niet zo bekende hagedis vanwege het kleine areaal. De soort komt alleen voor op het Griekse eiland Cyprus, en dan alleen op het noordelijk gelegen Troödosgebergte, waar de hagedis tot op 1200 meter hoogte kan worden aangetroffen. De troodoshagedis leeft in open, stenige en droge omgevingen zoals muurtjes en bosranden met enige vegetatie waar insecten op af komen die als voedsel dienen. Ook in gecultiveerde landschappen als op tuinmuren en in wijngaarden en plantenkwekerijen gedijt deze hagedis goed en schuwt de mens niet, zolang deze maar niet te dicht in de buurt komt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb