Waterjuffers - Coenagrionidae
De waterjuffers (Coenagrionidae) zijn de soortenrijkste familie van de juffers (Zygoptera), een van de twee onderordes van de libellen (Odonata). In totaal zijn er 101 geslachten met 1143 verschillende soorten beschreven. In België en Nederland alleen al komen er vijftien soorten waterjuffers voor, ofwel een vierde van alle inheemse libellensoorten.
De volwassen dieren (imagines) van de waterjuffers zijn typische juffers, met een lang, dun achterlijf, voor- en achtervleugels gelijk van vorm en in rust opgevouwen boven het achterlijf, en wijd uiteen staande ogen. Verder hebben ze praktisch allemaal een zwarte tekening op het achterlijf, die zelfs binnen de soort zeer variabel kan zijn. Ze hebben een vleugelspanwijdte tussen 2 en 4,5 cm. Vooral de soorten binnen het geslacht waterjuffer (Coenagrion) zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Subtiele verschillen in de vorm van het halsschild en de tekening op het achterlijf maken herkenning mogelijk.
Waterjuffers zetten over het algemeen hun eieren af in waterplanten, waarbij sommige soorten zelfs onder water afdalen. De larven van de waterjuffers hebben de typische bouw van jufferlarven. Ze kunnen van andere onderscheiden worden door de bouw van de antennes en de staartlamellen, die meestal in twee delen verdeeld zijn. De larven jagen ook in de watervegetatie.
Deze familie komt wereldwijd voor in gematigde streken in vijvers, venen, beken, zelfs in brak water.
Azuurwaterjuffer - Coenagrion puella
De azuurwaterjuffer (Coenagrion puella) is een 33 tot 35 mm grote juffer die in vrijwel heel Europa en oostelijk tot Centraal-Azië voorkomt. In Nederland en België is het een algemeen voorkomende soort. De habitat is bij voorkeur stilstaand water waaronder vijvers in tuinen, maar ook beken worden regelmatig bezocht.
De azuurwaterjuffer is een kleine, zeer slanke libel met een maximale spanwijdte van 5 cm. De soort is tussen de 33 en 35 millimeter lang. Zoals de meeste soorten van het geslacht Coenagrion is ook de azuurwaterjuffer moeilijk op naam te brengen. Kenmerkend is de hoefijzervormige zwarte vlek op het tweede achterlijfsegment. De vrouwtjes komen in een donkere en een lichte variant voor.
De mannelijke exemplaren hebben een lichtere en uitgebreider blauw dan andere waterjuffers. Op segment 2 staat doorgaans een U-vormige zwarte tekening, die niet is verbonden met de achterrand. De zwarte stukjes op segmenten 3, 4, en 5 zijn zeer kort, allen ongeveer een vijfde van de segmentlengte. Hierdoor komt het middengedeelte van het achterlijf zeer blauw over, met een regelmatig patroon van zwarte vlekjes. Segment 6 is voor circa de helft zwart, segment 7 is vrijwel geheel zwart. De segmenten 8 en 9 zijn grotendeels blauw. Aan de zijkant van het achterlijf lopen de zwarte vlekken uit in een smalle streep richting de voorrand van de segmenten. De schouderstrepen zijn normaal ontwikkeld.
Bij de vrouwelijke exemplaren zijn lichte delen groen tot blauw van kleur. Meestal hebben ze een (vrijwel) geheel donkere achterlijfsrug. Er bestaat ook een vorm met blauwe vlekken op segmenten 2 tot en met 5.
Watersnuffel - Enallagma cyathigerum
De watersnuffel (Enallagma cyathigerum) is een 29 à 36 mm grote juffer uit de familie van de waterjuffers (Coenagrionidae).
Enallagma cyathigerum is in 1840 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Charpentier.
De watersnuffel kan waargenomen worden vanaf begin mei tot in oktober meestal bij stilstaand water. De soort kan massaal voorkomen bij zure en voedselarme vennen en op hoogveen.
De watersnuffel heeft een kenmerkende borststuktekening. De lichte schouderstreep is minimaal even breed, maar meestal breder dan de zwarte schoudernaadstreep die eronder ligt. Bovendien is aan de basis van de tweede zijnaad geen kort streepje aanwezig. Alleen op de eerste zijnaad bevindt zich een dergelijk streepje. Bij andere blauwe juffers zijn beide streepjes aanwezig. Het mannetje is blauw, met een relatief beperkte zwarte tekening op het achterlijf. De tekening op de bovenzijde van segment 2 is variabel, maar meestal in de vorm van een paddenstoel (of 'atoombommetje'). De segmenten 3, 4 en 5 hebben zwarte vlakjes bij de achterrand, die ongeveer een kwart van de segmentlengte innemen. Segment 6 is ongeveer voor de helft zwart, segment 7 vrijwel geheel, terwijl segment 8 en 9 geheel blauw zijn. Sporadisch komen mannetjes voor die een uitgebreidere zwarte tekening hebben. Bij de vrouwtjes hebben de achterlijfsegmenten een tekening met brede zwarte torpedovormige figuren. De lichte delen van borststuk en achterlijf zijn eenkleurig geel, bruin, groen of blauw. Aan de onderkant van segment 8 steekt een doorntje naar achteren (de vulvaardoorn), die bij waterjuffers van het geslacht Coenagrion ontbreekt.
De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 29 en 36 mm. De larven zijn vrij klein (20 - 25 mm.), met 6-7 mm lange afgeronde achterlijfaanhangsels (procten) die vaak donkere banden (max. drie) hebben ter hoogte van de nodaallijn. Deze nodaallijn is zonder een duidelijke bocht richting de basis van de proct en hooguit licht S-vormig gebogen. Larvenhuidjes zijn vaak lichtbruin en bijna doorzichtig.
Grote Roodoogjuffer - Erythromma najas
De grote roodoogjuffer (Erythromma najas) is een 30 tot 36 mm grote waterjuffer. De soort komt in Europa voornamelijk voor boven de 48e breedtegraad.
De grote roodoogjuffer is herkenbaar als blauwe waterjuffer met rode ogen. Hij is tussen de 30 en 36 millimeter lang. Bij de mannetjes zijn de laatste abdominalesegmenten (S9 en S10) volledig blauw gekleurd. Hij verschilt hierin de kleine roodoogjuffer (Erytromma virudulum) want bij deze soort is S9 aan de bovenkant zwart en is een x-vormige tekening te zien bovenop S10. Bij de grote roodoogjuffer ontbreken de schouderstrepen. De achterlijfsrug is grotendeels zwart, met blauwe basis en punt. De segmenten 1, 9 en 10 zijn aan de zijkant blauw. In zijaanzicht zijn deze blauwe delen scherp ‘afgesneden’, aangezien segmenten 2 en 8 geen blauw hebben. Bij oudere mannetjes worden de donkere delen van het achterlijf dof donkergrijs van kleur maar jonge mannetjes zijn hetzelfde gekleurd als de vrouwelijke exemplaren.
De vrouwtjes zien er voor een waterjuffer erg donker uit vanwege de uitgebreide zwarte tekening. De ogen zijn oranje tot bruin van kleur (niet rood). De rug van het borststuk en het achterlijf geheel donker. Bij jonge exemplaren is de kleur met koperglans. De zijkant van het borststuk en het achterlijf zijn geel, groen of blauwig gekleurd. De schouderstrepen zijn vaak gereduceerd tot korte streepjes al zijn ze soms volledig ontwikkeld.
Kleine Roodoogjuffer - Erythromma viridulum
De kleine roodoogjuffer (Erythromma viridulum) is een waterjuffer die voorkomt bij stilstaande wateren met rijke onderbegroeiing zoals hoornblad.
Het mannetje is helderblauw met donkerbruine, koperglanzende tekeningen en is te herkennen aan de rode ogen en een x-vormig figuur op het tiende segment. Het vrouwtje is blauw en groenig met een donkere rugzijde. Met zijn 26-32 mm grootte is de kleine roodoogjuffer kleiner en slanker dan grote roodoogjuffer. Het mannetje heeft helder rode ogen. De borststukrug is zwart met blauwe zijkanten. De schouderstrepen zijn meestal volledig, soms onderbroken tot twee streepjes. De achterlijfsrug is grotendeels zwart. In bovenaanzicht zijn de segmenten 1, 9 en 10 blauw. In het blauw van segment 9 staat een zwarte “X”. In zijaanzicht is de blauwkleuring van het achterlijf uitgebreider: de zijkanten van segmenten 2 en 8 zijn blauw. Hierdoor zijn de blauwe basis en top van het achterlijf in zijaanzicht niet scherp ‘afgesneden’: het blauw loopt een stukje door richting het midden van het achterlijf. Van het vrouwtje zijn de ogen aan de bovenzijde bruin, aan de onderzijde geel of groen (niet rood). De schouderstreep is geheel aanwezig, meestal geel of groen gekleurd. De achterlijfsrug is geheel zwart. Zijkant borststuk en begin achterlijf zijn blauw, soms groen. De zijkant van het midden achterlijf is gelig, soms groen. De zijkant van het uiteinde van het achterlijf is meestal blauw.
Lantaarntje - Ishnura elegans
Het lantaarntje (Ischnura elegans) is een 30 à 34 mm grote juffer die in vrijwel heel Europa algemeen voorkomt, behalve in Spanje en de eilanden in de Middellandse Zee. In Nederland en België komt de soort zeer algemeen voor. Het lantaarntje voelt zich in alle zoetwater thuis en komt vaak bij vijvers, maar ook in brakwater wordt hij soms waargenomen. De larve kan vrij goed tegen watervervuiling wat een groot voordeel is op andere soorten. Het vliegseizoen loopt van mei tot september met toppen eind mei en begin augustus.
De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd, beoordelingsjaar 2010, de trend van de populatie is volgens de IUCN stabiel.
Het achterlijf is geheel zwart, op één blauw segment (het achtste) na, waarvan de naam lantaarntje is afgeleid.
De kleuring bij de vrouwtjes is variabel, men onderscheidt vijf vormen, waarvan twee tijdelijk zijn en later overgaan in één van de andere drie:
-
typica - borststuk (groen-)blauw, achterlijfsegment 8 blauw, duidelijke schoudernaadstreep.
-
infuscans - borststuk groen of (gelig-)lichtbruin, achterlijfsegment 8 (donker)bruin, duidelijke schoudernaadstreep.
-
infuscans-obsoleta - borststuk bruingeel, grijsgeel tot oranjegeel, achterlijfsegment 8 (donker)bruin, geen of erg smalle schoudernaadstreep. In deze vorm kan het dier makkelijk verward worden met de Tengere grasjuffer.
-
rufescens - borststuk oranje/roze, achterlijfsegment 8 blauw, geen of erg smalle schoudernaadstreep. Deze vorm verkleurt na circa één week tot de vorm infuscans-obsoleta.
-
violacea - borststuk violet, achterlijfsegment 8 blauw, duidelijke schoudernaadstreep. Deze vorm verkleurt na enige tijd tot de vorm infuscans of typica.
Tengere Grasjuffer - Ischnura pumilio
De tengere grasjuffer (Ischnura pumilio) is een libellensoort uit de familie van de waterjuffers (Coenagrionidae), onderorde juffers (Zygoptera).
Ischnura pumilio is in 1825 wetenschappelijk voor het eerst beschreven door Charpentier.
De tengere grasjuffer is tussen de 26 en 31 millimeter lang. De pterostigma’s bestaan uit een donkere basis en een lichte top. Bij de mannelijke exemplaren zijn de pterostigma’s in voorvleugels duidelijk groter dan die in de achtervleugels. Het bovenaanzicht van het achterlijf is donker van kleur. Segment 9 en de top van segment 8 zijn lichtblauw van kleur. In het blauw op segment 9 is vaak een fijne zwarte tekening aanwezig, die meer of minder uitgebreid kan zijn. De lichte delen van borststuk zijn (zeer) lichtblauw of groen.
Bij de vrouwelijke exemplaren is bovenzijde van de segmenten 8 en 9 donker van kleur. Jonge vrouwtjes zijn grotendeels feloranje. Namelijk de zijkant van borststuk, de zijkant achterlijf, de gehele achterlijfsegmenten 1 en 2, de poten en enkele vleugeladers. De achteroogsvlekken zijn zeer groot en tevens oranje van kleur. De schoudernaadstrepen zijn hooguit als dun zwart lijntje zichtbaar. De bovenzijde van achterlijfssegmenten 3 tot en met 10 zijn zwart. Later veranderen de vrouwtjes van kleur. Het oranje verdwijnt en de donkere tekening breidt zich uit. Het achterlijf wordt geheel donker, de achteroogsvlekken worden iets kleiner en de schoudernaadstreep wordt duidelijker. De onderzijde van de ogen wordt groen. De overige lichte delen worden ófwel olijfgroen, ófwel blauw. De groene variant wordt bruin tot grijs bij ouder worden. De blauwe variant is zeldzamer dan de groene.
Devariabele waterjuffer(Coenagrion pulchellum) is een juffer die vooral te vinden is bij plantenrijke, schone, stilstaande wateren. In Nederland komt hij plaatselijk massaal voor in laagveengebieden. Het is in Nederland een van de drie algemeenste zwart-met-blauwe juffers, samen met dewatersnuffelen deazuurwaterjuffer. Op de zandgronden zijn het vooral laatstgenoemde soorten die algemeen zijn, in het laagveen de variabele waterjuffer. In België is het een soort van de rode lijst, aangezien België weinig laagveen heeft.
De variabele waterjuffers doen hun naam eer aan, ze zijn buitengewoon variabel en daardoor soms gemakkelijk, maar in andere gevallen moeilijk te determineren.
Een verschil met de watersnuffel is dat die soort op de zijkant van het borststuk slechts één zwart streepje heeft, terwijl alle andere waterjuffers er twee hebben; bovendien heeft de watersnuffel een brede tot zeer brede lichte schouderstreep, de variabele waterjuffer heeft altijd een smallere streep; ook de achterlijfstekening is zowel bij mannetjes als vrouwtjes duidelijk verschillend bij deze soorten.
Verschillen met de azuurwaterjuffer zijn subtieler. Mannetjes zijn vaak gemakkelijk van elkaar te onderscheiden, maar sommige variaties lijken heel sterk op elkaar. Bij de vrouwtjes is er flinke overlap in sterk op elkaar gelijkende individuen. Omdat op een bepaalde locatie meestal maar een van deze soorten voorkomt, kunnen de vrouwtjes op naam gebracht worden aan de hand van de aanwezige mannetjes...
Bij de herkenning van libellen is de zwarte tekening over het algemeen veel belangrijker dan de kleuren van het lijf. Jonge waterjuffers zijn bruinig, maar op een leeftijd van een paar uur is de zwarte tekening al goed te zien. Later worden zowel de mannetjes als de vrouwtjes blauw. Vrouwtjes zijn soms deels groen of oranjig.
De gaffelwaterjuffer (Coenagrion scitulum) is een libellensoort uit de familie van de waterjuffers (Coenagrionidae), onderorde juffers (Zygoptera).
De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd, beoordelingsjaar 2007, de trend van de populatie is volgens de IUCN stabiel.
Coenagrion scitulum is in 1842 wetenschappelijk voor het eerst beschreven door Rambur
Het lichaam van de gaffelwaterjuffer is tussen de 30 33 millimeter lang. De gaffelwaterjuffer is een kleine waterjuffer met lichtbruine of grijze pterostigma’s.
De mannelijke exemplaren hebben een kenmerkende verdeling van blauw en zwart op het achterlijf. De segmenten 3, 4 en 5 zijn voor ongeveer de helft blauw. De segmenten 6 en 7 zijn (vrijwel) geheel zwart en de segmenten 8 en 9 zijn grotendeels blauw. Segment 2 wordt meestal meestal gekenmerkt met gaffelvormige zwarte tekening, die met de achterrand is verbonden. De kleur van de onderkant van de ogen is meestal groen maar soms ook blauw.
De vrouwelijke exemplaren bevatten vrij veel lichte tekening op het achterlijf, vooral op segmenten 2 tot en met 5. De lichte delen kunnen blauw van kleur zijn, maar ook groen, geel of bruinig.
Maak jouw eigen website met JouwWeb